PARIJS, 5 juli 2007 (IPS) - Rwanda is goed op weg om de eerste kenniseconomie van Afrika worden. Nog geen vijftien jaar na de genocide die de Rwandese samenleving volledig ontwrichtte, speelt het land een pioniersrol in de toepassing van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) in Afrika. Kigali kan misschien zelfs de ICT-hub van Oost-Afrika worden.
De ambitie van de Rwandese regering trekt grote investeerders aan, van Microsoft tot Nokia en Terracom. Ze zetten grootschalige projecten op als mobiele telefonie en de aanleg van een multivezelnetwerk, maar ook pc- en internetprojecten op kleine schaal.
Rwanda besteedt nu 1,6% van zijn overheidsbudget aan ICT. Daarmee ligt Rwanda op het niveau van rijke landen. Ook donorlanden steunen de koers. Afgelopen maand kondigde het Britse ontwikkelingsministerie DFID een project aan ter waarde van 700.000 pond (1 miljoen euro) om samen met de Rwandese regering en de Wereldbank “innovatie in wetenschap en technologie en economische groei” te onderzoeken”.
Vision 2020
In 2000 lanceerde Rwanda haar “Vision 2020”-strategie om in twintig jaar tijd een middeninkomensland te worden. De instabiliteit van de regio en de ongunstige ligging noopten de regering tot een duidelijke keuze: de kenniseconomie moet de hoeksteen van de economie worden. De Rwandezen besloten in te zetten op onderzoeks- en onderwijsprogramma's, technologische innovatie en de verspreiding van telecommunicatie. Een nieuwe generatie hoogopgeleide wetenschappers moet helpen de economie in een hogere versnelling te schakelen.
Jerome Gasana is projectmanager van het Regionale ICT Trainingscentrum (RITC) in Kigali. Hij vertelt dat vijfentwintig gedemobiliseerde soldaten in een jaar tijd zijn opgeleid om hardware te onderhouden en software te ontwikkelen. “Het doel van de training was om ex-soldaten aan het werk te krijgen in de ICT. Sommigen
zijn al samen gaan werken met hardwarebedrijven”. Het project werd mogelijk gemaakt door het Amerikaanse Development Gateway Foundation .
Betrokkenen hebben hoge verwachtingen van ICT. De Rwanda Development Gateway, een overheidsportal voor de ontwikkelingssector, ziet de sector als “een kans om in één keer de fase van de industrialisatie over te slaan en een kenniseconomie te ontwikkelen”. Met de economische mogelijkheden die dat biedt, zouden de ontwikkelingsproblemen effectief kunnen worden aangepakt.
Dorpstelefoon
Rwanda kan intussen bogen op een aantal hoogwaardige initiatieven, zoals een ICT-park en een Telemedecine Network dat ziekenhuizen en universiteiten met elkaar in contact brengt. Al 1200 basisscholen hebben computers en een tiende van de middelbare scholen heeft draadloos internet. Gasana: “We hebben leraren uit elke provincie getraind om de kennis over te dragen op de kinderen.”
De toegang tot telefonie en internet voor de hele bevolking is een belangrijk onderdeel van het beleid, al is er nog steeds een grote kloof tussen stad en platteland. De meeste aansluitingen zijn te vinden rond de hoofdstad. Om die reden is er in 2006 maar liefst een miljard dollar besteed aan het opzetten van telecentra door het hele land. In dit kader voeren Nokia en de Grameen Foundation USA een “dorpstelefoon”-initiatief uit. “Op dit moment zijn er 167 dorpstelefoons, maar eind 2007 moeten dat er duizend worden”, zegt Yolanda Pineda, communicatiedirecteur van Nokia Midden-Oosten en Afrika.
Internationale rol
Drie weken geleden trad Rwanda toe tot de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC). “We willen ons richten op de Oost-Afrikaanse markt”, zegt Gasana. In een project met Microsoft heeft het RITC onlangs 25 trainers opgeleid om ondersteuning te bieden aan gebruikers. Door middel van een beurs worden er ICT-studenten uit andere Afrikaanse landen aangetrokken. Het nieuwe East African Submarine Cable project, om met een enorme multivezelkabel dorpen van Sudan tot Zuid-Afrika toegang te bieden tot internet, is ook gevestigd in Rwanda.
“Het is nu belangrijk om te blijven investeren en door te gaan met het beleid”, zegt Andrew Mack, voormalig medewerker van de Wereldbank en medewerker van East Africa Business Week. “Dat heeft de regering-Kagame tot nog toe goed gedaan door een voor het bedrijfsleven gunstig klimaat te scheppen. Als ze hiermee doorgaan, kunnen ze veel Rwandezen bereiken en ook nog geld verdienen aan hun regionale
rol. Kigali zou goed een hubfunctie kunnen vervullen – het kan het Singapore van
Oost-Afrika worden.”
zaterdag 7 juli 2007
vrijdag 6 juli 2007
FRANCE-RWANDA
= (Archives de l’Elysée). Poursuivre sur le chemin de la vérité et de la justice. Communiqué de la Commission d’enquête citoyenne Commission d’enquête citoyenne sur le rôle de la France dans le génocide des Tutsi au Rwanda
Le 3 février 2005, la Commission d’Enquête Citoyenne (CEC) présentait à la presse son rapport intitulé L’horreur qui nous prend au visage. L’Etat français et le génocide au Rwanda (Karthala), dans lequel sont contenus tous les éléments qu’elle a pu réunir durant plusieurs mois de recherches et cinq journées d’auditions de témoins et experts (1).
Ces éléments montraient la profondeur de l’implication des autorités françaises dans les événements du Rwanda de 1990 à 1994, et même au-delà de cette date en ce qui concerne le soutien à des membres éminents du régime génocidaire en déroute au Zaïre et dans de nombreux autres pays dont la France.
A cette occasion les avocats Antoine Comte et William Bourdon avaient annoncé le dépôt de plaintes de victimes rwandaises pour « complicité de génocide et crimes contre l’humanité » contre X, visant des militaires français de l’Opération Turquoise (opération militaro-humanitaire lancée par la France du 22 juin au 22 août 1994) (2).
Depuis lors, nous avons pris connaissance de documents de l’Elysée concernant la période de 1990 à 1994 que Maîtres Antoine Comte et William Bourdon ont transmis à la Juge d’instruction du Tribunal aux Armées et dont quelques uns ont été publiés depuis plusieurs mois sur notre site Internet (http://www.enquete-citoyenne-rwanda.org/).
Dans son édition du 3 juillet 2007, et après avoir également pris connaissance des archives de l’Elysée, le journal Le Monde révélait la gravité des éléments qu’elles contiennent, à savoir :
la connaissance par les plus hautes autorités françaises de l’époque de la dérive génocidaire du régime rwandais et des risques de massacres à grande échelle
et la poursuite, malgré ces informations, du soutien français (notamment militaire) à ce même régime
Entre temps, une vague de publications a tenté de brouiller les pistes sur la réalité du génocide et de marginaliser nos travaux, ainsi que ceux d’universitaires et de journalistes, afin de défendre le rôle de la France au Rwanda.
Le 19 décembre 2005, la CEC a donc publié en réponse, un communiqué rappelant ce qui, en droit, constitue la complicité de génocide (3).
Nous rappelons aujourd’hui la nécessité que l’implication française au Rwanda soit examinée par une véritable Commission d’enquête parlementaire qui aura plus de pouvoir d’investigation que la Mission d’information parlementaire qui s’est tenue en 1998.
Une telle commission doit pouvoir faire toute la lumière sur cette « tragédie » et en tirer toutes les conséquences. Notamment, elle doit permettre la citation devant les tribunaux de responsables français et rwandais se trouvant en France et de jeter les bases d’une attitude de réparation de la France à l’égard des rescapés.
Dans une démocratie digne de ce nom, il n’est pas concevable qu’il faille attendre que des plaintes soient déposées au Tribunal aux Armées de Paris par des victimes lointaines, soumises à des contraintes économiques aiguës, ne parlant pas le français et ignorant tout de la justice française, pour que des responsables français, qui ont déshonoré les Français à travers les drames personnels de ces personnes, soient interrogés par la justice.
D’autre part, il apparaît indispensable que les parlementaires puissent exercer un contrôle sur la politique étrangère de la France, notamment quand des projets engagent notre armée à l’extérieur de notre territoire.
Les interventions en Côte d’Ivoire, au Tchad, en Centrafrique et dans d’autres pays sont de cette nature, avec notamment l’engagement (comme au Rwanda dans les années 1990) des troupes d’élite du Commandement des Opérations Spéciales (COS), hors de tout contrôle démocratique.
Tous les citoyens français doivent comprendre qu’il ne suffit pas de participer massivement à une élection présidentielle pour être quitte de son devoir de citoyen.
Il est de la responsabilité de chacun, citoyens comme Parlementaires, d’agir afin de créer les conditions permettant la fin de l’impunité des crimes de la France au Rwanda et en Afrique en général.
(1) La Commission d’enquête citoyenne a été mise en place par les associations Survie, Aircrige et Obsarm ainsi que des citoyens français. Ses auditions se sont déroulées du 22 au 26 mars 2004 à Paris.
(2) Ces plaintes ont été déposées le 16 février 2005 auprès du Tribunal aux Armées de Paris (TAP), seul compétent à juger les crimes commis par des militaires français en opération à l’étranger. Le 23 décembre 2005, le TAP a ouvert une information judiciaire contre X.
(3) Voir le communiqué sur http://cec.rwanda.free.fr/pilotage/Communique-2005-12-19.pdf
5 juillet 2007
Le 3 février 2005, la Commission d’Enquête Citoyenne (CEC) présentait à la presse son rapport intitulé L’horreur qui nous prend au visage. L’Etat français et le génocide au Rwanda (Karthala), dans lequel sont contenus tous les éléments qu’elle a pu réunir durant plusieurs mois de recherches et cinq journées d’auditions de témoins et experts (1).
Ces éléments montraient la profondeur de l’implication des autorités françaises dans les événements du Rwanda de 1990 à 1994, et même au-delà de cette date en ce qui concerne le soutien à des membres éminents du régime génocidaire en déroute au Zaïre et dans de nombreux autres pays dont la France.
A cette occasion les avocats Antoine Comte et William Bourdon avaient annoncé le dépôt de plaintes de victimes rwandaises pour « complicité de génocide et crimes contre l’humanité » contre X, visant des militaires français de l’Opération Turquoise (opération militaro-humanitaire lancée par la France du 22 juin au 22 août 1994) (2).
Depuis lors, nous avons pris connaissance de documents de l’Elysée concernant la période de 1990 à 1994 que Maîtres Antoine Comte et William Bourdon ont transmis à la Juge d’instruction du Tribunal aux Armées et dont quelques uns ont été publiés depuis plusieurs mois sur notre site Internet (http://www.enquete-citoyenne-rwanda.org/).
Dans son édition du 3 juillet 2007, et après avoir également pris connaissance des archives de l’Elysée, le journal Le Monde révélait la gravité des éléments qu’elles contiennent, à savoir :
la connaissance par les plus hautes autorités françaises de l’époque de la dérive génocidaire du régime rwandais et des risques de massacres à grande échelle
et la poursuite, malgré ces informations, du soutien français (notamment militaire) à ce même régime
Entre temps, une vague de publications a tenté de brouiller les pistes sur la réalité du génocide et de marginaliser nos travaux, ainsi que ceux d’universitaires et de journalistes, afin de défendre le rôle de la France au Rwanda.
Le 19 décembre 2005, la CEC a donc publié en réponse, un communiqué rappelant ce qui, en droit, constitue la complicité de génocide (3).
Nous rappelons aujourd’hui la nécessité que l’implication française au Rwanda soit examinée par une véritable Commission d’enquête parlementaire qui aura plus de pouvoir d’investigation que la Mission d’information parlementaire qui s’est tenue en 1998.
Une telle commission doit pouvoir faire toute la lumière sur cette « tragédie » et en tirer toutes les conséquences. Notamment, elle doit permettre la citation devant les tribunaux de responsables français et rwandais se trouvant en France et de jeter les bases d’une attitude de réparation de la France à l’égard des rescapés.
Dans une démocratie digne de ce nom, il n’est pas concevable qu’il faille attendre que des plaintes soient déposées au Tribunal aux Armées de Paris par des victimes lointaines, soumises à des contraintes économiques aiguës, ne parlant pas le français et ignorant tout de la justice française, pour que des responsables français, qui ont déshonoré les Français à travers les drames personnels de ces personnes, soient interrogés par la justice.
D’autre part, il apparaît indispensable que les parlementaires puissent exercer un contrôle sur la politique étrangère de la France, notamment quand des projets engagent notre armée à l’extérieur de notre territoire.
Les interventions en Côte d’Ivoire, au Tchad, en Centrafrique et dans d’autres pays sont de cette nature, avec notamment l’engagement (comme au Rwanda dans les années 1990) des troupes d’élite du Commandement des Opérations Spéciales (COS), hors de tout contrôle démocratique.
Tous les citoyens français doivent comprendre qu’il ne suffit pas de participer massivement à une élection présidentielle pour être quitte de son devoir de citoyen.
Il est de la responsabilité de chacun, citoyens comme Parlementaires, d’agir afin de créer les conditions permettant la fin de l’impunité des crimes de la France au Rwanda et en Afrique en général.
(1) La Commission d’enquête citoyenne a été mise en place par les associations Survie, Aircrige et Obsarm ainsi que des citoyens français. Ses auditions se sont déroulées du 22 au 26 mars 2004 à Paris.
(2) Ces plaintes ont été déposées le 16 février 2005 auprès du Tribunal aux Armées de Paris (TAP), seul compétent à juger les crimes commis par des militaires français en opération à l’étranger. Le 23 décembre 2005, le TAP a ouvert une information judiciaire contre X.
(3) Voir le communiqué sur http://cec.rwanda.free.fr/pilotage/Communique-2005-12-19.pdf
5 juillet 2007
Abonneren op:
Posts (Atom)